maandag 30 april 2012

Het slot. Zuid-Afrika, Swaziland en Lesotho. Week 15, 16 en 17.

  
Bezocht landen: 21

Gereden afstand: circa 29.000km. 

Schade: Zoals eerder genoemd. Door een 120 graden schroef van mijn motor in Lesotho zijn het frame van het windscherm en de rechter breedstraler beschadigd. Hierover later meer.

Bekeuringen: Een kort samenzijn met de Swazilandse politie in verband met een verschil van inzicht over de snelheid ter plaatse, zet het totaal op drie bekeuringen. Na betaling van een boete in een equivalent van 6 euro in de onuitspreekbare munteenheid van deze absolute monarchie, scheidden onze wegen. Gelukkig wilden de heren voor dat geld nog wel even poseren.
Jeuk?


Inmiddels terug op Nederlandse bodem zal ik de lotgevallen van de laatste drie weken van het GS-avontuur optekenen. Dit heeft iets langer op zich laten wachten omdat de data door een voor mij volstrekt onbegrepen oorzaak in cyberspace waren verdwenen.

Tsja, en toen was Martijn op een donderdagavond vertrokken om in ruim een halve dag de afstand af te leggen waar we op de heenweg ruim 3 maanden over hadden gedaan. De volgende dag zou hij zich direct melden voor een conference call. Hoe groot kan een contrast zijn. 
Enigszins onwennig en onthand heb ik nog enkele dagen doorgebracht in Gordon's Bay, vanwaar ik verschillende malen het circa 50 km verderop gelegen Kaapstad heb bezocht. Hier is de camera van Martijn in het kader van een informele herverdeling van goederen verdwenen. Ik had deze camera geleend omdat mijn camera na een val in een Sudanese zandduin zijn laatste adem had uitgeblazen. Dat was jammer omdat er daardoor geen foto’s zijn van de eerste week van de reis richting het oosten van Zuid-Afrika.
Met Carl en Dauphine, een Belgisch stel dat in afwachting was van hun 4x4 die vanuit Europa per schip onderweg was, en Bernd en Elke, een Duits stel dat al ruim een jaar vanuit Berlijn onderweg was met hun Landcruiser, heb ik samen met Duncan (eigenaar African Overlanders) op zaterdag de spreekwoordelijke bloemetjes buitengezet. Eerst eten bij het restaurant Mzoli’s en daarna op stap in het bruisende Kaapstad. Het concept van Mzoli’s dat gelegen is in Gugulethu, een van de townships rond Kaapstad, is even eenvoudig als briljant: je bestelt je vlees in een nabij gelegen slagerij, krijgt deze in een teiltje aangeleverd, dit teiltje breng je naar de verzengend hete en rokerige ruimte achter deze slagerij alwaar het vlees gegrild wordt, daarna eet je maaltijd vanuit je teiltje tussen de lokale (zwarte) bevolking op. Boze tongen beweren dat de steaks die hier bereid worden, tot de beste van de stad gerekend kunnen worden. Ik geloof ze.
Daarna zijn we in de oude Kever van de Engelse Duncan op deze Ierse feestdag  (st. Patricks day) naar Kaapstad gereden waar de sfeer alleen maar beter werd na de overwinning van het Engelse rugby team op het Ierse. De zondag die hierop volgde bestond met name uit fysiek herstellen van de avond ervoor.
De volgende dag vertrok ik richting Swaziland om mijn goede vriend Adam op te zoeken. De rit van ongeveer tweeduizend kilometer zou ik heen langs de zuidkust afleggen, waarbij ik de Tuin route, de “Wild coast” en de “Sunshine coast” zou aandoen.
De rit bracht me de eerste nacht in Highfield backpackers in Knysna, een knus hostel langs de Tuin route. In de binnentuin zaten de gasten gezellig rond een vuur dat door een volstrekt manische jongen goed in de gaten werd gehouden. Hier sprak ik een Nederlandse die werkzaam was geweest in het Tijgerberg hospitaal in Stellenbosch, de ogenschijnlijk rijke wijnstreek rond Kaapstad. Zij vertelde over de ernstige ziektebeelden, vaak als gevolg van een (te) late presentatie waar mensen zich in dit vermaarde ziekenhuis mee meldden. De (kinder)sterfte als gevolg van infectie ziekten als TBC en HIV/aids is nog steeds (te) hoog. Ik had dit eigenlijk niet verwacht in het land waar ik, naar later zou blijken, met name de welvarende gebieden had gezien.
Op mijn tocht, die ik deels over verharde wegen, deels over onverharde wegen richting Swaziland zou afleggen, zou ik ook het andere Zuid-Afrika zien; dorpjes zonder stromend water, elektriciteit en voorzieningen, ondervoede kinderen en volwassenen gehuld in lompen.
De rit bracht mij door groene heuvelachtige landschappen, langs indrukwekkende rotsformaties, fantastische en spectaculaire zeegezichten met indrukwekkende brandingen. Ik heb hier dus helaas geen foto’s van.
In st. Lucia, dat gelegen is in de wetlands van st. Lucia NP, ging dat knagen en heb daarom maar een handzaam cameraatje gekocht. In st. Lucia moet je overigens met name ’s nachts oppassen voor overstekende nijlpaarden (een vrij gevaarlijk Afrikaans dier), maar dat terzijde.



Camperen in st. Lucia 
Op mijn weg naar Mbabane reed ik na een uiterst soepele grensovergang van Zuid-Afrika naar Swaziland in Manzini (het economisch zwaartepunt van het land) tot mijn verbazing langs een BMW motorrad dealer. Omdat mijn koplamp kuren vertoonde en tot irritatie van mijn mede-weggebruikers leidde omdat deze leek afgesteld op een hoogte waarmee je 's nachts op zoek kon naar UFO's, besloot ik daar maar eens te stoppen. Wederom was de (gratis) BMW service uitstekend, helaas concludeerden de drie werklieden na drie uur werk waarin de hele voorkant vakkundig gedemonteerd werd, dat het probleem slechts opgelost kon worden met een nieuw te bestellen koplampunit. 




de BMW service-mannen
Het weerzien met Adam was fantastisch. In de week die mijn bezoek zou duren, hebben we goed bijgepraat, over mijn professionele toekomst gesproken, gegeten en gedronken. Omdat Adam nog steeds als (enige) uroloog in Swaziland werkt, had ik overdag de tijd om aan het zwembad met bijna Olympisch afmetingen een boekje te lezen of enkele mooie (off-road) tochten door het heuvelachtige landschap van het vriendelijke staatje te ondernemen (zie onderstaande foto's). 


Adam en ik


Mijn tijdelijke residentie in Mbabane.


Zonsondergang gezien vanaf de veranda in Mbabane


Uitzicht op de heuvels in het noorden van Swaziland in de buurt van Pigg's Peak
Het leven is vurrukkuluk


Een van de vele off-road trails.


Weg (?) bij de Maguga stuwdam


Uitzicht over het Miambongwenya stuwmeer
Zicht op hoog gras vanaf mijn rechter cilinder (kan dit weg, Evert)


Onderweg van Pigg's Peak richting Mbabane.


Soms houdt het gewoon even op.
Ik had beloofd (na enig aandringen van het thuisfront) dat ik 8 april een vliegtuig naar huis zou nemen. Omdat inmiddels duidelijk was dat het verschepen vanaf Durban prijziger zou zijn dan vanaf de Kaap, besloot ik terug te keren naar Kaapstad. Dat gaf ook wat richting aan de keuze vanwaar ik het vliegtuig kon nemen. Op zaterdag 31 maart vertrok ik uit Mbabane en ving mijn terugtocht richting Kaapstad aan. 
De tocht die ditmaal dwars door Zuid-Afrika en Lesotho zou gaan, eindigde de eerste dag aan de voet van het Drakensberg gebergte ten noordoosten van Lesotho. 
Ik strandde die dag in het enige hotel van het weinig toeristische plaatsje Bergville. Toch zal die avond me nog lang heugen. Na het eten van een menuutje bij de KFC (god, wat is dat spul toch ranzig) dronk ik nog een biertje aan de bar van het hotel in deze zwarte gemeenschap. Zoals in heel het continent, had ik snel aanspraak. Toen bleek dat ik geen (blanke) Zuid Afrikaan was kwam het gesprek al gauw op het Zuid Afrika van nu. Hier hoorde ik een visie vanuit het perspectief van de zwarte gemeenschap. Het leek me duidelijk dat het nog jaren zou duren voor de verschillen van inzicht over de toekomst van het prachtige Zuid Afrika tussen de zwarte en blanke gemeenschappen geslecht zouden zijn. De bevolkingsgroepen die moeilijk mengen lijken met name over elkaar te praten, in plaats van met elkaar. Dat maakt het oplossen van de grote uitdaging waar dit land voorstaat moeilijk. Goed, maar ook deze ingewikkelde materie was na enkele biertjes natuurlijk opgelost waarna ik de slaap goed kon vatten.


Onderweg naar Ermelo, Zuid Afrika, met enige laaghangende bewolking.


Nu al?


Onderweg naar Bergville 
Zicht op het noordelijke deel van de Drakensberg range.


Deze bui heb ik net kunnen vermijden.


Een van de fantastische vergezichten onderweg.


Zoals vaak in deze regio is er vaak mist, zo-ook nu.


Mijn gastheer en -vrouw van de Drakensberg Inn in Bergville. 
De dag die hierop volgde reed ik door het indrukwekkende berglandschap op de grens met Lesotho richting de Sani pas. Hier zou ik de grens met het straatarme land, dat het hoogste laagste punt ter wereld heeft (1400m), oversteken. 



Onderweg naar het deel van de Drakensberg NP dat niet onterecht bescherming geniet van Unesco 


Onderweg naar de Sani pas.




Het verbodsbord voor auto's zonder 4x4 aan het begin van de beklimming van de pas bleek gaandeweg geen overbodige mededeling. De modder, riviertjes, keien en rotsen waaraan mijn 1x2 voertuig werd blootgesteld vergde veel van mens en machine. Met zweet op het voorhoofd bereikte ik de top van deze bijna drie kilometer hoge pas die helaas in mist gehuld was waardoor ik het hoogste cafe van het Afrikaanse continent niet kon vinden en geen glaasje fris op de overwinning kon drinken. Tant pis zouden de Fransen zeggen.
Onderweg naar de Sani pas


Uitzicht van het begin van de Sani pas.


Onderweg omhoog




Nog een kilometer of twee tot de top te gaan.


De top! Ergens zou hier de hoogste kroeg van het Afrikaanse continent zitten. Ik zag hem even niet.


De immigratie en douane van Lesotho. Twee minuten uit en thuis, kat in het bakkie. 


Het was er koud!


Onderweg naar beneden


Het uitzicht op dit bergachtige staatje, alwaar de rijke Zuid Afrikanen op wintersport gaan.




Een lifter


Spits aan het einde van de dag.
Circa 40 km bergafwaarts na het bereiken van de top streek in neer op een campsite waar ik bij de eigenaar kon aanschuiven voor een eenvoudige doch voedzame maaltijd die niet veel verschilde van de Hollandse pot: aardappels, vlees en groente. Zou dit de cultuurshock met Nederland straks minder groot maken? Omdat hier geen elektriciteit was werd er bij het licht van een olielamp gegeten en kroop ik om een uur of half negen in mijn tentje nadat ik de indrukwekkende sterrenhemel in dit onverlichte landje in me had opgenomen.
Het kwik zou die nacht weer enige graden onder het vriespunt dalen. Na een aangename overnachting in mijn tentje waarin ik in mijn kleren, lakenzak en warme slaapzak geslapen had, werd om half acht het ontbijt geserveerd. In afwachting van het drogen van mijn kletsnatte tent (condens), kon ik het fantastische inmiddels behoorlijk gehavende boek dat ik van Adam geleend had (Bonita Avenue) eindelijk uitlezen. Toen ik het boek aan het einde van de ochtend uit had, ving ik de tocht aan die een stuk langer en intensiever zou blijken dan ik op dat moment kon bevroeden.



De campsite nabij de Sani pas


Mijn wekker


Mijn vriend
De tocht van die dag zou me uiteindelijk naar de Katse stuwdam brengen. Varend op mijn GPS systeem dat op miraculeuze wijze genezen leek van een viraal infect, werd ik over de kortste afstand naar dit infrastructureel huzarenstukje gewezen. De weg was een worsteling, en dat is een understatement. Ook deze trip liet weer zien waarom in Afrika afstanden in het algemeen in tijd worden gemeten en niet in kilometers. Het eerste derde deel van de route van 150 km zou vijf uur duren. 
Op een weg die meer weg had van een hiking trail heb ik mijn motor een draai van 120 graden rond zijn lengte as laten maken, waardoor deze met het verbuigen van het frame van de voorruit, het afbreken van de rechter breedstraler en een nieuwe deuk in de rechter koffer, nog meer karakter zou krijgen. 
Uitgeput en me realiserend dat ik slecht voorbereid aan deze trail begonnen was (te weinig eten en water), kwam ik opgelucht bij een stuk gravelweg aan waar ik na enkele tientallen kilometers rijden, arriveerde bij de Katse dam.
Tegen de avond, juist voor zonsondergang kwam ik aan bij een hotel dat gehuisvest was in het ziekenhuis dat voor de bouwvakkers van deze enorme stuwdam was gebouwd. De teleurstelling was dan ook groot toen bleek dat deze voormalige ziekenboeg helemaal volgeboekt was. Deze deceptie was blijkbaar van mijn gezicht te lezen waarna er gelukkig tòch een reserve kamer vrij bleek. 
Zonder me eerst op te frissen, stortte ik me op de lokale specialiteit; forel. Voor dat deze heerlijkheid werd opgediend, raakte ik in gesprek met een Zuid Afrikaans gezin dat voor enkele dagen in dit bergstaatje op vakantie was. Het gemak waarmee je in dit land alleen kunt reizen werd weer geïllustreerd. 


Zelfportret op lokatie.


Onderweg naar de Katse dam.


Hier zegevierde de zwaartekracht weer even. Even voor de duidelijkheid; dit is een weg.


Mijn redders in nood. Voor de oplettende kijker: het scherm staat een tikje scheef en er ontbreekt een breedstraler rechts.
's Ochtends schoof ik bij het ontbijt aan bij een goed geëquipeerde Zuid-Afrikaanse motorclub (GS'en en KTM's). Die me evenals het gezin waarmee ik gedineerd had, uitgenodigde voor een rondleiding door de Katse dam. Dit huzarenstukje van de  Zuid-Afrikaanse en Lesothaanse overheid genereert twee belangrijke export producten van Lesotho; elektriciteit en water. Na dit ochtend programma heb ik mijn motor met duct tape en tie-wraps gerepareerd zodat het geheel er op het oog weer redelijk gefatsoeneerd uitzag. Later zou de BMW dealer van Bloemfontijn zijn licht er nog eens (onbezoldigd) over laten schijnen. 
Over gravelwegen en later nog een strak stuk bochtig asfalt, begaf ik me die dag richting Maseru, de weinig indrukwekkende hoofdstad van dit straatarme koninkrijk van koning Letsie III. Hier stak ik de grens over om me in het Zuid Afrikaanse stadje Ladysmith de gastvrijheid van het Zebra guesthouses te laten welgevallen.

Uitzicht vanaf het hotel aan het Katse stuwmeer.


Mijn Zuid-Afrikaanse motorvrienden.





Mijn disgenoten van het Katse Dam lodge.


Het kraakheldere ijskoude water van het stuwmeer.


Alles kan gerepareerd worden met duct-tape en tie-wraps  I


Alles kan gerepareerd worden met duct-tape en tie-wraps II


Onderweg naar Maseru, de hoofdstad, gelegen tegen de westelijke grens met ZuidAfrika
Via Bloemfontijn reed ik door het steeds desolatere en drogere vlakke landschap richting Kaapstad. Het iets lagere aanbod van slaapplaatsen dan ik verwacht had langs de route, maakten dat ik pas lang na zonsondergang het stadje Victoria West inreed. Zeiknat nadat ik met mijn ezeltje in een riviertje omgekukeld was, meldde ik me in het voormalige schoolgebouw dat was omgebouwd tot guesthouse. Hier kon ik de volgende ochtend op airmiles mijn terugvlucht boeken, drie dagen voor mijn geplande afscheid van dit continent.
Door de Karroo, een indrukwekkend semi-woestijnajchtig landschap, waar ik een hoop over kan schrijven (maar dat niet doe en de foto's voor zich laat spreken) reed ik de honderden kilometers richting Ceres. Onderweg was er veel tijd om na te denken, omdat mijn Garmin met muziek het nu tòch weer niet deed, en het landschap nou niet echt snel veranderde, zelfs niet met 100 km per uur. Dit betekende overigens niet dat het landschap niet een hele prettige beslotenheid had. Hoogtepunten waren hier de toevallige ontmoeting met Dion Kotze op een terras in Loxton (Loxton zegt u?) het diner in Sutherland (Sutherland zegt u?) in Cluster d'Hote met de lekkerst lamsschenkel ever, De Ouberg pas en de ontmoetingen met onder andere Henk van Niekerk in een café in the middle of nowhere langs de R355. 
Wat je dus nooit moet doen is 's avonds rijden. Wat je ook niet moet doen is zonder pijlstok een stroompje inrijden in de veronderstelling dat je toch niet valt. Als je dat dan toch doet, doe dat dan met waterdichte motorkleding en -koffers.


Een toevallige ontmoeting met Dion Kotze, conservator van de botanische tuin in Stellenbosch.


De Karroo


Uitzicht over Tankwa Karroo NP vanaf de Ouberg pas. 


De Karroo


Onderweg van Ceres naar Stellenbosch.
Via Ceres zou ik spoedig in Gordons Bay zijn, waar ik bij African Overlanders de Duitse Lutz die al drie jaar met zijn Defender onderweg was naar Kaapstad en André die in zijn citroen Ami van Amsterdam  (Nederland) naar Amsterdam (Zuid Afrika) gereden was. Met Duncan van African Overlanders en deze heren heb ik nogmaals een bezoekje gebracht aan Mzoli's en zijn we daarna het lokale nachtleven van Gordons Bay in gedoken (dit klinkt suffer dan het eigenlijk was).
In de anderhalve dag waarin ik de voorbereidende werkzaamheden voor verscheping van de motor naar Nederland deed, regende het pijpestelen. Het lukte me derhalve niet de kleren die ik had droog te krijgen en in een versgewassen combinatie naar Nederland terug te keren. Dit waarschijnlijk tot ongenoegen van mijn medepassagiers. Maar om 10.40u op 9 april (2e paasdag) was met de touch down van de KLM Boeing 737 het GS Avontuur nu echt ten einde. Opgewacht door mijn allerliefste Anke kon ik na een reis van bijna 30.000 km door 21 landen ongeschonden aanschuiven aan het Paasontbijt met mijn ouders, zus en zwager. 

Einde

Restaurant Mzoli's in Gugulethu nabij Kaapstad.


Met een Citroen Ami uit de jaren '70 kan het dus gewoon ook. Enige sleutelervaring is echter wel vereist.


Na demontage is mijn tijgertje klaar voor verscheping.


Touch down op Nederlandse grond. 
De uiteindelijke route.